vrijdag 18 april 2025 om 19.30 uur

Domkerk
Voorganger(s): Hans Paauwe
Tekst(en): Mattheüs: 27: 1-61
Ouderling(en): Suzanne van Zanten-Keijzer
Organist: Wim Loef

Beamer: Koos de Rijke
Streamer: Herman Kassenberg
Bijbellezer: Anke van Rijkom
Collecte: 1. diaconie, 2 de kerk
Locatie: Domkerk

Klik op de button om mee te luisteren   
Meekijken? Dit kan door te klikken op dit logo:   of via 

   
Orde van dienst:
Binnenkomst in stilte
Welkom
Lied 558: 1 + 6 + 7 + 9
1 Jezus, om uw lijden groot,
   om Uw leven en Uw dood
   die volbrengen 't recht van God,
   Kyrie eleison.

6 Om het zwijgen, het geduld,
   waarmee U de wet vervult,
   als men vrucht'loos zoekt naar schuld,    
   Kyrie eleison.
7 Om het woord van godlijk recht
   dat U tot Uw rechters zegt,
   zelf hebt Ge Uw geding beslecht,   
   Kyrie eleison.

9 Om Uw kruis, Heer', bidden wij,
   om de speerstoot in Uw zij,
   ga aan onze schuld voorbij,
   Kyrie eleison.

Verootmoedigingsgebed
Bemoediging en groet

Lezing: Mattheüs: 27: 1-10
Jezus voor Pilatus
1  De volgende ochtend vroeg namen alle hogepriesters met de oudsten van het volk het besluit Jezus ter dood te brengen. 2  Nadat ze Hem geboeid hadden, leidden ze Hem weg en leverden Hem over aan Pilatus, de gouverneur. 3   Toen Judas, die Hem had uitgeleverd, zag dat Jezus ter dood veroordeeld was, kreeg hij berouw. Hij bracht de dertig zilverstukken naar de hogepriesters en oudsten terug 4  en zei: ‘Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren.’ Maar zij zeiden: ‘Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen!’ 5 Toen smeet hij de zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en verhing zich. 6 De hogepriesters verzamelden de zilverstukken en zeiden tegen elkaar: ‘We mogen ze niet bij de tempelschat voegen, aangezien het bloedgeld is.’ 7 Ze besloten er de akker van de pottenbakker mee te kopen, die dan als begraafplaats voor vreemdelingen kon dienen. 8 Daarom heet die akker tot op de dag van vandaag de Bloedakker. 9 Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia: ‘En ze verzamelden de dertig zilverstukken, het bedrag waarop Hij geschat was en dat ze hadden bepaald met de kinderen van Israël, 10  en ze betaalden er de akker van de pottenbakker mee, zoals de Heer mij had opgedragen.’

Lied 562: 1 + 2 + 3
1 Ik wil mij gaan vertroosten
   in ’t lijden van mijn Heer,
   die zelf bedroefd ten dode
   terneerboog keer op keer
   en zocht in zijn ellende
   naar troost om voort te gaan,
   tot hem wil ik mij wenden
   o Jesu, zie mij aan.


2 Hoe sloeg ik ooit uw woorden    
   weerspannig in de wind,
   wilde niet zien of horen
   hoezeer ik werd bemind,
   mijn leven liep verloren,
   uw stem bracht mij tot staan,
   U bidt voor wie U hoonden –
   o Jesu, zie mij aan.
3 Mijn Heer die om mijn zonden   
   in doem en duisternis
   ontluisterd en geschonden
   aan ’t kruis gehangen is,
   al ben ik U onwaardig,
   mijn toevlucht is uw naam,
   mijn redder, mijn genade –
   o Jesu, zie mij aan.

Lezen Mattheüs: 27: 11-26
11  Toen Jezus voor de gouverneur stond, stelde deze Hem de vraag: ‘Bent U de koning van de Joden?’ Jezus zei: ‘U zegt het.’ 12 Maar op de beschuldigingen die de hogepriesters en oudsten tegen Hem inbrachten, antwoordde Hij niet één keer. 13 Daarop zei Pilatus tegen Hem: ‘Hoort U niet wat deze getuigen allemaal tegen U inbrengen?’ 14 Hij gaf op geen enkele beschuldiging enig weerwoord, wat de gouverneur zeer verwonderde.
15 Nu had de gouverneur de gewoonte om op het pesachfeest één gevangene vrij te laten, en die door het volk te laten kiezen. 16  Er zat toen een beruchte gevangene vast, die Jezus Barabbas genoemd werd. 17 En dus vroeg Pilatus hun, toen ze daar waren samengestroomd: ‘Wie wilt u dat ik vrijlaat, Jezus Barabbas of Jezus die de messias wordt genoemd?’ 18 Hij wist namelijk dat ze Hem uit afgunst hadden uitgeleverd. 19 Terwijl hij op de rechterstoel zat, werd hem een boodschap van zijn vrouw gebracht: ‘Laat je niet in met die rechtvaardige! Om Hem heb ik namelijk vannacht in een droom veel moeten lijden.’ 20 Ondertussen haalden de hogepriesters en de oudsten het volk over: ze moesten om Barabbas vragen, en Jezus laten doden. 21 Weer nam de gouverneur het woord en hij vroeg opnieuw: ‘Wie van de twee wilt u dat ik vrijlaat?’ ‘Barabbas!’ riepen ze. 22 Pilatus vroeg hun: ‘Wat moet ik dan doen met Jezus die de messias wordt genoemd?’ Allen antwoordden: ‘Aan het kruis met Hem!’ 23  Hij vroeg: ‘Wat heeft Hij dan misdaan?’ Maar ze schreeuwden alleen maar harder: ‘Aan het kruis met Hem!’ 24  Toen Pilatus inzag dat hij niets bereikte, maar dat er zelfs een opstand dreigde uit te breken, liet hij water brengen, waste ten overstaan van de menigte zijn handen en zei: ‘Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. Zie het zelf maar op te lossen.’ 25 En heel het volk antwoordde: ‘Laat zijn bloed ons maar worden aangerekend, en onze kinderen!’ 26 Daarop liet Pilatus Barabbas vrij, maar Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij Hem eerst nog had laten geselen.

LbvdK Gezang 181: 1 + 2 +  3
1 Noem de overtreding mij, die Gij begaan hebt,
   het kwaad, gekruiste Heer, dat Gij gedaan hebt,    
   waaraan uw volk U schuldig heeft bevonden,
   noem mij uw zonden.
 
2 Gij wordt gegeseld en gekroond met doornen,
   geminacht als de minste der verloor’nen,
   en als een booswicht, die zijn straf moet dragen,
   aan ’t kruis geslagen.
3 Zeg mij, waarom men U aldus gehoond heeft,
   U dus, mijn vorst, gescepterd en gekroond heeft!   
   Om voor mijn schuld verzoening te verwerven,
   moest Gij dus sterven?
 
Lezen Mattheüs 27: 27-38
Kruisiging
27   De soldaten van de gouverneur namen Jezus mee naar het pretorium en verzamelden de hele cohort om Hem heen. 28 Ze kleedden Hem uit en deden Hem een scharlakenrode mantel om, 29  vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op zijn hoofd. Ze gaven Hem een rietstok in zijn rechterhand en vielen voor Hem op de knieën. Spottend zeiden ze: ‘Gegroet, koning van de Joden,’ 30 en ze spuwden op Hem, pakten Hem de rietstok weer af en sloegen Hem op het hoofd. 31 Nadat ze Hem zo hadden bespot, trokken ze Hem de mantel uit, deden Hem zijn kleren weer aan en leidden Hem weg om Hem te kruisigen.
32  Bij het verlaten van het pretorium troffen ze een man uit Cyrene die Simon heette, en hem dwongen ze het kruis te dragen. 33 Zo kwamen ze bij de plek die Golgota genoemd werd, wat ‘schedelplaats’ betekent. 34  Ze gaven Jezus met gal vermengde wijn, maar toen Hij die geproefd had, weigerde Hij ervan te drinken. 35  Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen,  36 en ze bleven daar zitten om Hem te bewaken. 37 Boven zijn hoofd bevestigden ze de aanklacht, die luidde: ‘Dit is Jezus, de koning van de Joden’. 38 Daarna werden er naast Hem twee misdadigers gekruisigd, de een rechts van Hem, de ander links.

Lied 576a: 1 + 2
1 O hoofd vol bloed en wonden,
   bedekt met smaad en hoon,
   o hoofd zo wreed geschonden,
   Uw kroon een doornenkroon,
   o hoofd eens schoon en heerlijk     
   en stralend als de dag,
   hoe lijdt Gij nu zo deerlijk!
   Ik groet U vol ontzag.
2 O hoofd zo hoog verheven,
   o goddelijk gelaat,
   waar werelden voor beven,
   hoe bitter is Uw smaad!
   Gij, eens in 't licht gedragen,   
   door engelen omstuwd,
   wie heeft U zo geslagen
   gelasterd en gespuwd?

Lezen: Mattheüs 27: 39-44
39  De voorbijgangers keken hoofdschuddend toe en dreven de spot met Hem: 40  ‘Jij was toch de man die de tempel kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen? Als Je de Zoon van God bent, red jezelf dan en kom van dat kruis af!’ 41 Ook de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten maakten zulke spottende opmerkingen: 42 ‘Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf redden kan Hij niet. Hij is toch koning van Israël? Laat Hij dan nu van het kruis afkomen, dan zullen we in Hem geloven. 43  Hij heeft zijn vertrouwen in God gesteld, laat die Hem nu dan redden, als Hij Hem tenminste goedgezind is. Hij heeft immers gezegd: “Ik ben de Zoon van God.”’ 44 Precies zo beschimpten Hem de misdadigers die samen met Hem gekruisigd waren.

LbvdK Gezang 189: 1 + 2 + 4
1 Mijn verlosser hangt aan ’t kruis,
   hangt ten spot van snode smaders,     
   Zoon des Vaders,
   waar is toch Uw almacht thans,
   waar Uw Goddelijke glans?

2 Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis
   en Hij hangt er mijnentwegen,
   mij ten zegen.
   Van de vloek maakt Hij mij vrij
   en Zijn sterven zaligt mij.
4 Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis,
   ‘k Heb mij, Heer, voor dood en leven,   
   U gegeven.
   Laat mij dan in vreugd en pijn,
   met U in gemeenschap zijn.

Lezen Mattheüs 27: 45-56
45  Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. 46  Aan het einde daarvan, in het negende uur, riep Jezus met luide stem: ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ Dat betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ 47 Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: ‘Hij roept om Elia!’ 48  Meteen kwam er uit hun midden iemand toegesneld die een spons pakte en in water met azijn doopte. Hij stak de spons op een stok en probeerde Hem te laten drinken. 49 De anderen zeiden: ‘Laten we nu maar eens zien of Elia Hem komt redden.’ 50 Jezus riep opnieuw, luidkeels, en gaf de geest.
51  Op dat moment scheurde in de tempel het voorhangsel van boven tot onder in tweeën, en de aarde beefde en de rotsen spleten. 52 De graven werden geopend en de lichamen van veel gestorven heiligen werden tot leven gewekt; 53 na Jezus’ opstanding kwamen ze uit de graven, gingen de heilige stad binnen en verschenen aan een groot aantal mensen.
54 Toen de centurio en degenen die met hem Jezus bewaakten de aardbeving voelden en merkten wat er gebeurde, werden ze door een hevige angst overvallen en zeiden: ‘Hij was werkelijk Gods Zoon.’
55 Vele vrouwen, die Jezus vanuit Galilea gevolgd waren om Hem te dienen, stonden van een afstand toe te kijken. 56  Onder hen bevonden zich Maria van Magdala, Maria, de moeder van Jakobus en Josef, en de moeder van de zonen van Zebedeüs.

De Paaskaars wordt gedoofd

Lied 22: 1 + 3 + 6
1 Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij
   en blijft zo ver, terwijl ik tot U schrei,
   en redt mij niet, maar gaat aan mij voorbij ?
   Hoe blijft Gij zwijgen ?
   Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen
   bij dag, bij nacht. Tot U slechts kan ik vluchten,
   maar krijg geen rust, geen antwoord op mijn zuchten   
   in klacht op klacht.

3 Maar ik, mijn God, lig machteloos terneer.
   Ik word vertrapt, ik heb geen leven meer.
   Meesmuilend gaan zij tegen mij tekeer,
   al die mij smaden.
   Zij raden mij, terwijl zij mij verraden:
   Zoek het bij God, geef Hem uw leed te dragen,
   Hij zal u redden naar zijn welbehagen?,
   zo klinkt hun spot.
6 Ik vloei daar heen, als water in het zand.
   Mijn vlees en been verloor zijn vast verband,
   mijn hart werd was, dat in mijn ingewand
   geen vorm bewaarde.
   Hebt Gij, o God, mij uit het stof der aarde
   eenmaal verhoogd, dat ik in 't stof zou sterven ?   
   Mijn tong en keel zijn als gebroken scherven,
   mijn kracht verdroogt.

Lezen Mattheüs 27: 57-61
Het graf
57  Toen de avond gevallen was, arriveerde er een rijke man die uit Arimatea afkomstig was. Hij heette Josef en was ook een leerling van Jezus geworden. 58 Hij meldde zich bij Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Hierop gaf Pilatus bevel het aan hem af te staan. 59 Josef nam het lichaam mee, wikkelde het in zuiver linnen 60 en legde het in het nieuwe rotsgraf dat hij voor zichzelf had laten uithouwen. Daarna rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok. 61 Maria van Magdala en de andere Maria gingen tegenover het graf zitten en bleven daar achter.

 LbvdK Gezang 177: 1 +  2 +  5 + 6
1 Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten,
   in deze zee verzinken mijn gedachten:
   o Liefde die, om zondaars te bevrijden,
   zo zwaar moest lijden.

2 'k Zie U, God zelf, in eeuwigheid geprezen,
   tot in de dood als mens gehoorzaam wezen,   
   in onze plaats gemarteld en geslagen,
   de zonde dragen.
5 Dit breekt mijn trots. Waar zou ik nog op bogen?   
   Ik lig in 't stof, maar God komt mij verhogen,
   nu ik van vijand Gods en tegenstander
   in vriend verander.

6 Daar G'U voor mij hebt in de dood gegeven
   hoe zou ik naar mijn eigen wil nog leven?
   Zou ik aan U voor zulk een bitter lijden
   mijn hart niet wijden?

Korte overdenking
Luisterlied: Lam van God (Agnus Dei), Sela
Gebed
Mededelingen
Collecte

Lied 590: 1 + 2 + 3
1 Nu valt de nacht.
   Het is volbracht:
   de Heer heeft heel zijn leven
   voor het menselijk geslacht
   in Gods hand gegeven.

2 De wereld gaf
   Hem slechts een graf,
   zijn wonen was Hem zwerven;
   al zijn onschuld werd Hem straf     
   en zijn leven sterven.
3 Hoe slaapt Gij nu,
   die men zo ruw
   aan 't kruishout heeft gehangen.   
   Starre rotsen houden U,
   rots des heils, gevangen.

Lied 590: 4
4 't Is goed, o Heer,
   Gij hoeft de eer
   van God niet meer te staven.
   Leggen wij ons bij U neer,
   in uw dood begraven.

Zegen

Wij verlaten in stilte de kerk



terug
×