zondag 4 september 2022 om 19:00

Domkerk
Voorganger(s): ds. Lennart van Berkel
Tekst(en): Galaten 2: 1-10 & Galaten 2: 11-21
Ouderling(en): Piet Buitelaar
Organist: Wim Loef

Collecte: 1. diaconie, 2 de kerk
Locatie: Domkerk

Klik op de button om mee te luisteren   

   
Orde van dienst:
Orgelspel
Welkom
Intochtslied 145: 3
3. Genadig en barmhartig is de Heer, 
    lankmoedig en vol goedheid altijd weer.
    Hij toont zijn gunst aan alles wat Hij schiep,
    al wat Hij uit de schoot der aarde riep.
    U loven, Heer, de werken van uw handen,
    de hemelen, de zeeën en de landen.
    U zegenen, o Heer, uw hartsbeminden
    die elke dag uw goedheid ondervinden.
Stil gebed
Bemoediging en groet
Lied 145: 5
5. Zie, aller ogen zijn op U gericht,
    Heer, die te rechter tijd hun nood verlicht.
    Gij opent uwe hand, en al wat leeft 
    vindt voedsel, vindt al wat het nodig heeft.
    Rechtvaardig is de Heer in al zijn wegen,
    in al zijn daden is Hij ons genegen.
    Al wie Hem aanroept, schenkt Hij zijn ontferming;
    wie Hem in waarheid aanroept, vindt bescherming.
Gebed 
Lied 575: 1 + 2
1. Jezus, leven van ons leven,
    Jezus, dood van onze dood,
    Gij hebt U voor ons gegeven,
    Gij neemt op U angst en nood,
    Gij moet sterven aan uw lijden
    om ons leven te bevrijden.
    Duizend, duizendmaal, o Heer,      
    zij U daarvoor dank en eer. 
2. Gij die alles hebt gedragen
    al de haat en al de hoon,
    die beschimpt wordt en geslagen,
    Gij rechtvaardig, Gij Gods Zoon,
    als de minste mens gebonden,
    aangeklaagd om onze zonde.
    Duizend, duizendmaal, o Heer,
    zij U daarvoor dank en eer.
Gebed
Lezing uit het Nieuwe Testament: Galaten 2: 1-10
21Na verloop van veertien jaar ging ik opnieuw naar Jeruzalem, samen met Barnabas, en ik nam ook Titus mee. 2Ik ging erheen omdat mij dat in een openbaring was opgedragen. In besloten kring legde ik de belangrijkste broeders het evangelie voor dat ik aan de heidense volken verkondig, want ik wilde me ervan overtuigen dat mijn inspanningen, toen en nu, niet voor niets waren. 3Maar zelfs Titus, die mij vergezelde, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij toch een Griek is. 4Dat wilden alleen een paar schijnbroeders, die als spionnen waren binnengedrongen om erachter te komen hoe wij onze vrijheid, die we in Christus Jezus hebben, gebruikten. Ze wilden slaven van ons maken. 5Maar we zijn geen moment voor hen gezwicht, want de waarheid van het evangelie moest in uw belang behouden blijven. 6De belangrijkste broeders – overigens doet hun positie er voor mij niet toe, God slaat geen acht op het aanzien van een mens – hebben mij tot niets verplicht. 7Integendeel, ze zagen in dat mij de verkondiging onder de onbesnedenen is toevertrouwd, zoals aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen; 8want zoals God Petrus kracht had gegeven voor zijn werk als apostel onder de besnedenen, zo had Hij mij kracht gegeven voor mijn werk onder de andere volken. 9Als blijk van erkenning van de genade die mij geschonken was, reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die als steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de andere volken gaan, zij naar de besnedenen. 10Onze enige verplichting was dat we de armen ondersteunden, en dat is ook precies waarvoor ik mij heb ingezet.
Lied 351: 1 + 2
1. In U zijn wij begrepen,
    in U zijn wij gedoopt.
    Uw dood werd ons ten teken,    
    uw leven onze hoop.
    Nu weten wij voorgoed:
    Gij zult ons nooit begeven,
    uw lichaam is ons leven,
    uw offer is ons bloed. 
2. Wij zijn in U begraven,
    wij staan met U rechtop.
    Wij zijn niet langer slaven,
    maar kinderen van God.
    Een wereld zijn wij oud,
    maar nieuw als deze morgen,   
    geboren ongeborgen,
    verloren tot behoud. 
Lezing uit het Nieuwe Testament: Galaten 2: 11-21
11Maar toen Kefas in Antiochië was, heb ik me openlijk tegen hem verzet, want zijn gedrag was verwerpelijk. 12Hij at altijd mee met de niet-Joden, maar toen er afgezanten van Jakobus kwamen, trok hij zich terug en at hij apart, uit angst voor de kring van de besnedenen. 13De andere Joden gedroegen zich net zo schijnheilig als hij, en zelfs Barnabas deed mee met hun huichelarij. 14Toen ik zag dat ze niet de rechte weg naar het ware evangelie bewandelden, zei ik tegen Kefas, in aanwezigheid van iedereen: ‘Als jij, hoewel je een Jood bent, niet volgens de Joodse gebruiken leeft maar volgens die van de andere volken, hoe kun je dan niet-Joden dwingen om als Joden te leven?’
15Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, 16weten we dat iemand niet rechtvaardig verklaard wordt door de wet na te leven, maar door geloof in Jezus Christus. Daarom stellen ook wij ons vertrouwen in Christus Jezus, opdat wij rechtvaardig verklaard worden door het geloof in Hem en niet door het naleven van de wet. Want geen mens wordt rechtvaardig verklaard door de wet na te leven. 17Uit ons streven om door geloof in Christus rechtvaardig verklaard te worden, blijkt dat ook wijzelf zondaars zijn. Betekent dit dan dat Christus in dienst staat van de zonde? Natuurlijk niet. 18Maar als ik weer aanneem wat ik had verworpen, laat ik zien dat ik een overtreder ben. 19Want de wet werd mijn dood, maar ik, dood voor de wet, leef voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: 20ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven. 21Ik verwerp Gods genade niet; als we door de wet rechtvaardig zouden kunnen worden, zou Christus voor niets gestorven zijn.
Lied 519
1. Gij die de ster van David zijt
    en wijzen roept en dwazen leidt,
    Gij hebt in duister U gewaagd
    en naar de rechte weg gevraagd.    

2. Gij die de Heer zijt en de Geest
    die van de aanvang is geweest,
    Gij hebt U onderworpen aan
    de letter van ons voortbestaan. 
3. Gij die de zin der schriften zijt,
    Gods woord in alle eeuwigheid,
    Gij hebt gehoorzaamheid geleerd,
    een vuur van hoop heeft U verteerd.   

4. O Zoon van God, ons aller hoofd,
    gelijk een kind hebt Gij geloofd
    en als een minnaar liefgehad
    Jeruzalem uw moederstad.
Overdenking: 'Een kruis door de wet'
Meditatief orgelspel
Lied van geloof 914
1. Geef mij, Heer, mij los te zingen
    van de wereld en haar strijd;
    laat uw vrede mij doordringen
    die van alle vrees bevrijdt;
    en mij blijde doet belijden
    dat Gij mij gemeenzaam zijt;
    toeft Ge ook lang, ’k blijf U verbeiden:  
    red mij uit mijn eenzaamheid.

2. Zij mijn zingen: doortocht geven
    aan uw overzijdse stem,
    onweerstandelijk gedreven
    tot de jubel: ’k ben van Hem;
    in uw zacht geweld wil ’k wezen
    onvoorwaardelijk uw knecht
    en van de eigen wil genezen;
    Heer, ik dien U nog zo slecht.
3. Als geen zonde, onbeleden,
    als ons niets en niemand scheidt,
    vloeit mijn ziel vol van een vrede
    die me ontvoert aan tijd en strijd.
    Heer, Gij weet mijn diepst begeren:   
    met van vreugd gespannen stem
    hier te mogen preluderen
    ’t lied van ’t nieuw Jeruzalem.
 
Dankgebed
Voorbeden 
Stil gebed
Onzevader
Slotlied 675
1. Geest van hierboven,
    leer ons geloven,
    hopen, liefhebben door uw kracht!      
    Hemelse vrede,
    deel U nu mede
    aan een wereld die U verwacht!
    Wij mogen zingen
    van grote dingen,
    als wij ontvangen
    al ons verlangen,
    met Christus opgestaan. Halleluja!
    Eeuwigheidsleven
    zal Hij ons geven,
    als wij herboren
    Hem toebehoren,
    die ons is voorgegaan. Halleluja!
2. Wat kan ons schaden,
    wat van U scheiden,
    liefde die ons hebt liefgehad?
    Niets is ten kwade,
    wat wij ook lijden,
    Gij houdt ons bij de hand gevat.
    Gij hebt de zege
    voor ons verkregen,
    Gij zult op aarde
    de macht aanvaarden
    en onze koning zijn. Halleluja!
    Gij, onze Here,
    doet triomferen
    die naar U heten
    en in U weten,
    dat wij Gods kinderen zijn. Halleluja!    
Inzameling van de gaven
Wegzending en Zegen
Gezongen Amen









 

terug